'Fading like a flower.'
6.1. Uzzia sterft, God op de troon, de zomen in de tempel. 2. Serafs boven Hem, met zes vleugels. 3. Heilig is de Heere! 4. Deurpinnen schudden, huis vol met rook door de stem. 5. Ik heb God gezien, dus ik verga! Onreine lippen. 6. Een seraf vliegt met een kool in een tang. 7. En raakt mijn mond aan, uw misdaad is van u geweken en uw zonden verzoend.
'En door dit zwijgend rustig samenzijn, door de tegenwoordigheid van de Ander, krijgen alle dingen, alle bezigheden, alle zichtbare en onzichtbare handelingen een wonderlijke glans, alsof zij nu eerst hun werkelijke wezenheid openbaren.' (M&GII, blz. 304)